zondag 8 november 2009

Môgge!

Ik was even in de veronderstelling dat stoppen met roken en gaan sporten voor meer sociale contacten zorgt. In plaats van ergens in een hoekje te gaan staan roken, waarbij je niemand aankijkt omdat ze jou wel eens met een vermanend vingertje zouden kunnen gaan aanwijzen, voel je je verwant aan die mensen die zich op hetzelfde moment in het zweet werken. Je hoort nu bij de mensen die aan hun lichaam en gezondheid werken en je praat tegen ze.

“Môgge.” Zeg je tegen andere bikers en tegen hardlopers en wandelaars en iedereen beantwoordt jouw groet op bijna dezelfde manier. Soms zijn ze net even eerder dan jij en geef jij hen dus antwoord: “Môgge.”
Men kijkt elkaar tijdens zo’n kort moment ook aan met een blik van respect en begrip voor het lijden dat de ander op dat moment ondergaat, want iedereen is er op diezelfde zondagmorgen op uit getrokken met ieder zijn eigen reden, doch hetzelfde doel; een paar uurtjes afzien.

Vanmorgen was anders dan anders. Het was mistig. Niet van die flarden mist, maar overal grijs mistig. Het maakte mijn rit anders. Omdat ik brildragend ben dacht ik dat een vizier op mijn helm goed tegen de zon zou zijn. Nou ja, het werkt niet echt geweldig. Vanmorgen hingen er echter steeds dauwdruppels aan het vizier en dat maakte het bijzonder. Er lagen druppels op mijn wielerjas en op mijn handschoenen. Toen ik net de straat uit was dacht ik nog dat ik beter mijn “hele” handschoenen aan had kunnen doen in plaats van die vingerloze. De kou deed meteen zeer aan de vingertoppen. Een kwartiertje later voelde ik er niets meer van. Ik was warm gedraaid. Overal lagen de glinsterende druppels op. Op het frame, op het stuur. Ik deed mijn bril af, want ik kon er niets door zien. Hij was beslagen. Ik stopte hem in mijn jaszak.
Alles zag er wel nat uit, maar zo voelde het niet.

“Môgge.” Zei ik tegen iedere medesporter. “Môgge.” Zei iedereen terug.
Ik zei het niet tegen het meisje dat mij sloom slingerend op haar opoefiets tegemoet kwam. Ook niet tegen de man die in een slobberige, afgezakte spijkerbroek de de Yorkshire terriër van zijn vrouw uitliet, zijn grijze haar nog in de out of bed look.
“Môgge.” Zei ik tegen de oudere man in een strak tenue met de Nordic Walking stokken. “Môgge.” Zei ik tegen de oudere dames die aan het joggen waren. “Môgge.” Zei ik tegen de mannen die in een groep op hun fietsen langs mij schoten en tegen de hardlopende jonge vrouwen. Het hoort erbij. Volgens mij staat het zelfs in de regels van het mountainbiken dat je medesporters begroet.

Ik voelde mijn benen nog niet, maar wist dat het niet lang meer zou duren. Nog één heuvel en de man met de hamer zou genadeloos toeslaan. Ik wist het zeker. Bij het eerst volgende bankje stopte ik. Ik klikte mijn rechtervoet los van de pedaal en zette hem op de hoek van het bankje. Ik haalde de banaan uit mijn rugtas en begon hem op te eten. Er kwam een biker aan en ik keek de man aan met mijn mond vol. Hij zei niets! Huh? Wat raar.
Nog een biker. Ook hij zei niets. Nou ja, zeg! Ik zie er toch uit als een sporter? Ik heb toch een heuse sportfiets tussen mijn benen?
Een hardloper. “Môgge.” Zei ik toen hij zwaar ademend voorbij kwam. Weer geen antwoord.
Ik schoot in de lach. Dit ga je toch niet menen?
Ik klom weer op het zadel, klikte de voeten vast en begon te trappen. Er kwamen twee bikers over de heuvel. Deze keer zei ik niets, maar de heren keken mij aan en zeiden in koor: “Môgge.”

Conclusie: Je kan er uit zien als een sporter, met het sporttenue en –materiaal, maar je wordt pas als sporter gezien én begroet als je ook daadwerkelijk beweegt!

“Môgge.”

Geen opmerkingen: