zaterdag 21 juli 2007

De Man Die Niet Gemist Wil Worden

Begin 80er jaren merkte hij dat er iets niet in orde was. Hij was gauw moe en liet regelmatig van alles uit zijn handen vallen. Zijn hele leven had hij hard gewerkt en daarbij zware tegenslagen te verwerken gekregen. Net toen hij rond zijn 50ste levensjaar dacht zijn plekje in de maatschappij eindelijk te hebben gevonden, kwam deze vermoeidheid op de proppen. Er volgde een lange weg van onderzoeken, waarbij hij door de doktoren en verplegend personeel als graag geziene gast werd gezien. Hij was namelijk iemand die ondanks alle tegenslagen overal de lol van in zag en zelfs mensen die om hem verdriet hadden wist op te beuren: Mijn vader, Cor.

Na jaren van ziekenhuis in, ziekenhuis uit, onderzoek hier, onderzoek daar, was daar eindelijk de definitieve diagnose: ALS (Amyotrofische Laterale Sclerose), een zeldzame spier- en zenuwaandoening die leidt tot het progressief uitvallen van de spieren, die uiteindelijk binnen een paar jaar de dood tot gevolg heeft en waar toen nauwelijks iets van bekend was. Een gezond persoon veranderd in korte tijd in een van intensieve zorg afhankelijk kasplantje. Hij had daarbij ook nog eens de nog zeldzamere chronische vorm, wat betekende dat zijn lijdensweg vele jaren langer zou gaan duren.

Soms, als ik in de keuken sta te kokkerellen, denk ik aan mijn vader. Die deed dat ook zo graag. Hij hield zich nooit aan recepten, maar werkte volgens eigen smaak en inzicht. Zo had hij een oliebollenrecept dat hij nooit heeft prijsgegeven. Op een middag stond hij in de keuken en vanuit de woonkamer hoorde ik plotseling een enorm kabaal uit de keuken komen. “Gedverdebbe!” Hoorde ik hem zijn verbastering van de bekende krachtterm GVD brullen. Ik keek om het hoekje de keuken in. “Wat is er, pa?” Vroeg ik. De keukenvloer lag bezaaid met aardappelen en een pan. “Vroeger kon ik alles. Nou kan ik niet eens meer een pan vasthouden.” Brieste hij met een blik van woede, frustratie en verdriet. Dat was de enige keer dat ik achter zijn masker van moed en mentale kracht heb kunnen kijken. Zelfs toen in 1987 bij mijn jongste broer Richard Leukemie werd geconstateerd tot diens dood in 1989 heeft hij zich groot gehouden en misschien zelfs zijn eigen sores naar de tweede plaats verschoven.

Ik weet zeker dat hij zijn verdriet, woede, frustratie, angst en twijfel aan mijn moeder heeft prijsgegeven. Miep, mijn moeder was als een echte leeuwin waar het ging om de verzorging van haar gezin. Ze was geen seconde van de zijde van haar doodzieke zoon geweken en had daarbij ook haar echtgenoot niet uit het oog verloren. Zelfs toen mijn vader met een verrijdbare lift naar het toilet, de badkamer, of slaapkamer moest worden getakeld en gereden, duldde zij daarbij geen hulp van vreemden. Toen zij zelf geopereerd moest worden en twee weken het ziekenhuis in moest, kwam er twee keer daags een wijkverpleegster om mijn vader te verzorgen. zodra zij uit het ziekenhuis kwam en zich weer goed genoeg voelde, werd de wijkverpleging afgezegd en nam zij de verzorging van mijn vader weer op zich.

In juli 1999 was zijn lichaam eindelijk opgebrand. Hij was praktisch totaal verlamd, ademen ging moeilijk, praten ook. Hij lag in zijn bed en iedereen wist dat het einde voor hem nabij was. Bijna een hele dag was hij aan het wegvallen. Telkens schrok hij op en begon het wegvallen weer. Het was niet meer aan te zien. Hij moest gaan, maar wilde niet. “Ga maar pa, het is mooi geweest.” Fluisterde ik en pakte zijn hand.
“Ik ben zo bang dat je moeder er nog niet klaar voor is.” Zei hij.
“Pap, we zijn er allemaal al 20 jaar klaar voor. Ma is in goede handen.”
“Ja?”
“Ja hoor. Laat het maar gaan.”
Hij was terecht bang voor het zwarte gat waarin mijn moeder na zijn overlijden zou vallen. Het zwarte gat zou in 2007 bij de ziekte van Alzheimer blijken uit te komen.

Om beurten wisselden zijn zonen, schoondochters en kleinkinderen elkaar af aan zijn bed.
Even later gleed hij in een coma en uren later overleed hij op 69 jarige leeftijd. Het was 27 juli 1999.
De volgende dag, toen iedereen naar zijn eigen huis was en mijn moeder met mijn oudste broer en schoonzuster boodschappen aan het doen was, kwam ik naar mijn ouderlijk huis. In de aanbouw lag mijn vader in zijn aangepaste slaapkamer opgebaard. Hij zag er weer net zo uit als vroeger, met een bepaalde rust over zich heen. Ik keek op hem neer en voelde de rust die hij uitstraalde. Ik had nog één belofte aan mijn vader in te lossen, die ik ooit in stilte had gemaakt. Ik schraapte mijn keel, haalde diep adem en legde al mijn gevoel in het zingen van de negro spiritual “Peace in the valley”:

Well, I'm tired and so weary
But I must go along
Till the lord will come and call, call me away
To where the morning's so bright
And the Lamb is the light
And the night, night is as black as the sea

There will be peace in the valley for me, some day
There will be peace in the valley for me, oh Lord I pray
There'll be no sadness, no sorrow, my Lord,
no trouble, trouble I see
There will be peace in the valley for me

Well the bear will be gentle
And the wolf will be tame
And the lion shall lay down, down by the lamb
And the beasts from the wild
Shall be led by a child
And I'll be changed, changed from this creature that I am

There will be peace in the valley for me, some day
There will be peace in the valley for me, oh Lord I pray
There'll be no sadness, no sorrow, no trouble, trouble I see
There will be peace in the valley for me

Een week na de begrafenis zat ik naast mijn Dakota indiaanse vriend Wesley in de auto en wij reden over een grindweg door de heuvels van oostelijk Zuid Dakota. Het was mijn eerste bezoek aan de Verenigde Staten en er waren veel nieuwe indrukken te verwerken geweest. Mijn vader was heel enthousiast geweest, trots zelfs, op het feit dat ik contact had gelegd met een heuse traditionele Sioux Indiaan en dat ik die ook zou gaan bezoeken.
Opeens schoot mij iets te binnen.
“Weet je, ik heb mijn vader nog helemaal niet gemist.” Zei ik tegen Wesley.
“Dat komt omdat je vader helemaal niet gemist wil worden.” Antwoordde hij. "Alleen herrinnerd."
Dat klopte helemaal met mijn gevoel. En met wat hij altijd tegen mijn moeder zei: "Ga leven als ik er niet meer ben." Daarmee gaf hij aan dat hij wist dat mijn moeder haar leven had weggecijferd om hem en mijn broertje te kunnen verzorgen. Als hij er niet meer zou zijn, moest zij haar dagen niet in gemis verslijten. Ze moest leuke dingen gaan doen en alleen aan de goede tijden terugdenken.

Nu, 8 jaar later, denk ik met plezier en trots terug aan mijn jeugd en de rol die mijn vader daarin heeft gespeeld; een rots van vertrouwen en bescherming, die zelf alleen verantwoording aan de Almachtige en aan zijn vrouw aflegde. Een man voor wie zijn gezin boven alles kwam en die zelfs in de moeilijkste momenten altijd de positieve kant van het levenspad bewandelde. Ik herinner zijn liefdevolle reactie toen ik bekend maakte dat ik geen lid van wat voor kerk dan ook meer wilde zijn en zijn trots toen ik ter zijn verdediging in de aanval schoot na een domme opmerking van een ouderling in het kerkblaadje.
De dingen die hij maakte; een strandkar, het tuinhek dat lang als hangplek voor mij en mijn vrienden heeft gediend, het houten speelgoed dat hij met zijn zieke handen voor zijn kleinkinderen maakte. Zijn krachtige optreden als zijn vrouw of kinderen onrecht werd aangedaan. Zijn humeur, zijn grappen en het “pakkie halfzware Van Nelle met vloei”, het “Geramde rot met veldmuizen” als je vroeg wat we gingen eten en de vele verhalen uit zijn jeugd en de wederopbouw na de oorlog.

Mooie herinneringen aan een man die niet gemist wil worden….


Geen opmerkingen: