maandag 31 maart 2008

Tussen de Alzheimer Buien Door

Voorheen ging mijn moeder aan de wandel met een paar andere bewoners van het verzorgingshuis waar zij woont. Drie vergeetachtige oudjes op stap en er was er altijd wel een die de weg terug wist. Vorig jaar zomer kwamen ze een ijscowagen tegen en meneer Smit kocht voor zijn gezelschap van twee dames een ijsje. Mijn moeder en mevrouw van Heumen stonden al vrolijk aan hun ijsje te likken, toen bleek dat meneer Smit geen geld bij zich had. De drie oudjes lagen krom van het lachen, maar de ijscoman was boos. Mijn moeder beloofde hem later te komen betalen, maar u begrijpt dat ze die belofte al was vergeten toen ze de hoek om waren.

Meneer Smit’s kinderen wonen in Amsterdam en zij wilden vader dichterbij hebben, dus meneer Smit vertrok. Ook mevrouw van Heumen verhuisde naar een ander verzorgingshuis, omdat zij soms in haar eentje op stap ging en verdwaalde. In het nieuwe huis kon beter op haar worden gelet. Zo was mijn moeder haar wandelmaatjes kwijt en werd er amper nog gewandeld, omdat het verzorgingspersoneel daar nou eenmaal geen tijd voor heeft.

Toen ik afgelopen zondag met mijn dochter bij haar op visite ging liep moeder te zoeken, maar ze wist niet waarnaar. In haar kamer was het 26 graden en ik was amper 15 minuten binnen toen ik er weer uit wilde.
“Kom, zei ik, we gaan een wandelingetje maken.”
Voor de zekerheid moest er een paraplu mee, want het was nogal wisselvallig weer, en met zijn drieën gingen wij op zoek naar een rode paraplu, die later paars bleek te zijn en gewoon naast de deur bij haar jas hing.
Moeder wilde naar het park en dus wandelden wij richting het park. Ik hield mijn pas aardig in, want mijn moeder kon niet zo hard met die stramme benen en die wandelstok.
We kwamen mensen met honden tegen en honden begroeten altijd mijn moeder. Ik weet niet wat het is, maar zij heeft dat altijd gehad en al ziet zo’n beest er nog zo gevaarlijk uit, mijn moeder haalt hem altijd aan en knuffelt ermee.

Moeder had toch een goede dag, afgelopen zondag. Ze wist zich weer veel te herinneren.
“Hier woonden Nel en Harm.” “Daar woonde tante Mien en daar tante Griet.” En “Daar gingen je vader en ik altijd het park in, met jou in de kinderwagen.”
Daar gingen wij, 44 jaar later, ook het park in.
“Nog even en ik moet u het park in rijden.” Grapte ik. Een voorbijganger grinnikte.
In het park kwam er een hele kudde eenden, ganzen, kippen en hanen op ons af gehuppeld en gewaggeld.
Ze verwachtten brood en strooigoed van ons, maar we waren nogal impulsief aan de wandel gegaan en hadden niets mee. De vogels lieten mijn dochter en mij met rust, maar de hele horde dribbelde achter mijn moeder aan, want zij kwebbelde zo gezellig tegen de beestjes. De vier hanen kraaiden uit volle borst achter haar en het was een vrolijk gekwaak, getok en gekraai. Moeder heeft wat met dieren, bijna net zoals Dr. Doolittle.

We slenterden in het tempo van oma door en kwamen weer aan bij het verzorgingshuis.
“Hè hè, zei moeder, daar zijn we weer. Ik word altijd zo moe van dat geslenter..”

Geen opmerkingen: